In oktober 2013 werd medisch Nederland opgeschrikt door
de zelfmoord van de huisarts Nico Tromp uit Tuitjenhorn, Noord Holland. Hij
werd ervan verdacht een overdosis morfine aan een doodzieke patiënt te hebben
toegediend. Hij pleegde zelfmoord een paar dagen nadat hij zowel van de
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) als het Openbaar Ministerie ( OM) een
(voorlopig) verbod had opgelegd gekregen om als huisarts werkzaam te zijn. Deze
zaak zorgde voor veel onrust onder huisartsen, omdat ze het idee kregen
vogelvrij te zijn geworden bij de behandeling van terminale patiënten. Mede
door deze onrust werd er een commissie opgericht om het handelen van de IGZ en
het OM in deze zaak te evalueren. Twee weken geleden verscheen het rapport van
deze commissie. De twee meest betrokken ministers waren zeer tevreden en
meldden dat de betrokken instanties volgens de commissie correct hadden
gehandeld. Er was bovendien sprake geweest van in hoge mate grensoverschrijdend
gedrag door de desbetreffende huisarts, en dus hoefden de huisartsen, die zich
aan de regels hielden, niet ongerust te zijn.
Huisarts
Tromp heeft zelf in een verhoor aangegeven, dat hij handelde uit compassie met
de doodzieke patiënt en daarom een te hoge dosis had toegediend. Dus dat
‘grensoverschrijdend gedrag’ klopt, maar dat de IGZ en het OM hun werk naar
behoren uitvoerden, kun je, na lezing van het rapport, moeilijk accepteren.
Twee voorbeelden om het disfunctioneren te illustreren. Na het overlijden van
de huisarts is de zaak geseponeerd. Dit moet volgens wettelijk voorschrift. Het
OM deelde dit per brief mee aan de raadsvrouw van de huisarts èn aan de
huisarts zelf. De huisarts was toen al vier maanden overleden. Een organisatie
die de gevoelens van nabestaanden van verdachten serieus neemt, zal zo’n
onzorgvuldige en pijnlijke vergissing niet begaan.
Het tweede voorbeeld
betreft het ‘bevel’ dat de IGZ aan Nico Tromp gaf om zijn huisartsenpraktijk voorlopig
te staken. De IGZ was er op dat moment (begin oktober 2013) niet van op de
hoogte dat Tromp zijn praktijk al (minstens tot januari 2014) had overgedragen
aan drie vaste artsen. De IGZ had als taak onderzoek te doen naar de huisartsenpraktijk,
maar wist dus kennelijk niet welke artsen op dat moment in de praktijk werkzaam
waren. Er was nog iets vreemds gaande rond het bevel van de IGZ. Op 3 oktober
werd aan de huisarts meegedeeld dat het bevel openbaar zou worden gemaakt, maar
dat hij 14 dagen de tijd kreeg om daar tegen in beroep te gaan. Diezelfde
middag werd deze toezegging door de IGZ weer ingetrokken. Dit werd per brief
aan de advocaat van de huisarts meegedeeld en de volgende dag (4 oktober) werd
het bevel gepubliceerd. De IGZ bleek niet goed georganiseerd te zijn, niet
zorgvuldig, maar wel voortvarend. Te voortvarend.
Verschenen
op 17 april 2015