dinsdag 24 maart 2015

Geen vrede in het Midden Oosten

Zo’n twintig jaar geleden toen Yasser Arafat (1929-2004) de leider van de Palestijnen was, was het vrijwel zeker dat er vlak voor verkiezingen in Israël terroristische aanslagen gepleegd zouden worden als er een links pro-vrede kabinet regeerde. Als gevolg van zulke aanslagen verloren vredespartijen in Israël dan de verkiezingen, werd er een rechts kabinet geformeerd en was de kans op vrede tussen Israël en de Palestijnse weer even voorbij. Er zat systeem in die aanvallen: Yasser Arafat wilde geen blijvende vrede. Hij was het symbool van het Palestijnse verzet, maar als leider in vredestijd was hij volkomen ongeschikt.
Dat lijkt allemaal lang geleden. Er zijn de afgelopen jaren competente Palestijnse bestuurders actief geweest op de Westoever, zoals Salam Fayyad, maar die zijn ook al weer verdwenen. In Israël lijkt er nauwelijks nog een vredesbeweging te zijn. Zelfs de linkse partijen hebben een akkoord met de Palestijnen niet hoog op hun agenda staan. De huidige Israëlische regering onder Netanyahu heeft er bovendien de afgelopen jaren alles aan gedaan om vredesonderhandelingen tussen de Palestijnse Autoriteit en Israël te blokkeren. Niet alleen door niet te onderhandelen, maar ook door een nederzettingenbeleid dat onacceptabel is, zowel voor de Palestijnen op de Westoever als voor veel Westerse landen.
Bij de Israëlische verkiezingen van afgelopen week speelde het vredesproces nauwelijks een rol. Het vertrouwen van de Israëlische kiezer in een permanente vrede blijkt ongekend laag te zijn. Niet zo vreemd, als er vanuit de Gaza-strook jarenlang willekeurig raketten op je afgevuurd worden door de soenitische terreurgroep Hama en vanuit het Noorden de sjiitische terreurgroep Hezbollah een permanente bedreiging voor je vormen. Dan is er de burgeroorlog in Syrië, waarvan de uitkomst nog allerminst vast staat, maar iedere uitkomst een bedreiging voor Israël kan vormen. Als de soenitische oppositie (waaronder IS) zou winnen, zou daarmee een nieuw radicaal islamitisch bewind zich aan een grens van Israël vestigen en zeer zeker niet met vreedzame bedoelingen. Als het bewind van Assad definitief wint, betekent dat een versterking van de positie van Hezbollah in Libanon en daarmee ook een grotere bedreiging voor Israël.

Met dit zwarte beeld voor ogen zou je verwachten dat de Israëlische kiezer in overgrote meerderheid voor hardliner Netanyahu zou kiezen. Hij heeft voor relatieve rust in Israël gezorgd: er zijn sinds de bouw van de controversiële muur langs de Westoever geen zelfmoordaanslagen binnen Israël meer geweest en zelfs de raketaanvallen vanuit de Gazastrook zijn sinds de Gazaoorlog van afgelopen zomer zo goed als gestopt. De overwinning van Netanyahu bleek echter zeer beperkt te zijn, maar dat is vast geen opmaat voor vrede in het Midden Oosten.
Verschenen op 20 maart 2015

maandag 9 maart 2015

Revolutie in het hoger onderwijs

Ruim 45 jaar na de eerste bezetting is het Maagdenhuis van de Universiteit van Amsterdam opnieuw bezet door studenten. De eis is ongeveer hetzelfde als toen, namelijk meer inspraak voor studenten. Studenten (en docenten) hebben, sinds eind jaren 90 een professionalisering van de instellingen van hoger onderwijs door minister Jo Ritzen werd doorgevoerd, weinig meer te zeggen. Bestuurders zijn de baas in het hoger onderwijs en kunnen vrijelijk doen en laten wat hun goed dunkt. Soms doen ze goed, maar vaak gaat het ook fout. Zo kun je bestuurders meemaken die bij hun vertrek miljoenentekorten achterlaten waar hun opvolgers en de medewerkers maar een oplossing voor moeten zien te vinden. Het curieuze is dat de zogenaamde raden die onder invloed van de democratiseringsgolf in de jaren 60 en 70 aan universiteiten werden opgericht, nog steeds bestaan. De leden van die raden waar ook studenten zitting in hebben, worden bovendien democratisch gekozen. Alleen hebben die raden nog slechts een ‘adviserende’ rol. Bestuurders hoeven zich niets van die adviezen aan te trekken. In private bedrijven heb je ook geen democratie, hoor je wel eens als verdediging. Als een bedrijf het echter slecht doet, vliegt de bestuurder de laan uit. Bestuurders die het slecht doen bij onderwijsinstellingen krijgen vaak een andere mooie functie.
Daarnaast hekelen studenten het rendementsdenken. Een treffende illustratie van wat bedoeld wordt met rendementsdenken zijn de prestatieafspraken die tussen de universiteiten en het ministerie in 2012 zijn afgesloten. De instellingen werden gedwongen door de toenmalige staatssecretaris voor onderwijs Halbe Zijlstra om allerlei ambities te formuleren, zoals de ambitie dat het rendement in de eerste fase van de studie (de ‘bachelor’) omhoog gaat. De huidige minister van onderwijs, Jet Bussemaker heeft die prestatieafspraken overgenomen. Helaas voor de minister heeft een indicator als het bachelor-rendement heel weinig met de kwaliteit van onderwijs te maken. Iedere docent weet dat als jouw bestuurders een hoger rendement eisen, je gewoon meer studenten laat slagen voor je tentamens. Met pijn in het hart, dat wel, want voor de gedreven docent staat kwaliteit voorop. Het opvallende was dat niemand op de werkvloer (zowel docenten als studenten) zich erg druk maakte om die prestatieafspraken. Men was murw geslagen, zo leek het: weer zo’n oekaze van topbestuurders waar je niks mee kunt.
Maar nu is er dus opeens een revolte van studenten tegen het machtsmonopolie van bestuurders en tegen blinde rendementseisen op de studieresultaten. Inspraak van studenten en medewerkers om megalomane bestuurders in toom te houden, lijkt me geen slecht idee. Net zo min als het afschaffen van prestatiemaatstaven die geen verband houden met de kwaliteit van het onderwijs.
Verschenen op 6 maart 2015